Voorafgaand aan de masterclasses van NSO-CNA schrijf ik steeds een preflectie: een voorbespiegelend stukje over het thema van de betreffende masterclass. Dit is mijn preflectie bij de masterclass “Een school als zoöperatie” van Klaas Kuitenbrouwer.
“Maar in jullie advertentie stond ‘ruime tuin’, hoe kan dat nou, deze tuin is maar een paar vierkante meter!?!”
“Dat is zeker zo, maar kijk eens hoe hoog die is!”
Voor je tuin zorgen
Als we Bruno Latour mogen geloven, is die tuin zo’n drie kilometer hoog. In Waar kunnen we landen? beschrijft hij onze atmosfeer als een Kritieke Zone, een laag van ongeveer drie kilometer dus, die bestaat uit een mengsel van gassen en een paar meter bodem. Samen met de energie van de zon bewaart het leven op aarde in die zone een evenwicht dat ditzelfde leven nodig heeft om, zoals Tim Ingold zou zeggen, ‘gaande te blijven’ (hij gebruikt perdurance in plaats van sustainability). Het is dus niet zo dat die atmosfeer een door de zon verwarmde omgeving is waar het leven op aarde in plaatsvindt. Het leven zelf reguleert en produceert actief die atmosfeer en doet dat zo, dat het kan doorgaan.
Inmiddels weten we dat die samenstelling van gassen aan het veranderen is en dat dit komt door het gedrag van één soort: wij mensen. Dat kun je heel groot en abstract laten, maar ook dicht bij huis brengen. Vaak ligt het begin van een antwoord op de vraag “en nu?” pal voor onze neus. Voltaire liet zijn hoofdpersoon Candide aan het eind van het boek Candide, ou l’optimisme, na talloze avonturen over de aardkloot, besluiten met: “Il faut cultiver notre jardin”, we moeten voor onze tuin zorgen.
Posthumanistisch tuinieren
Het beeld van die tuin wil ik meteen nuanceren, want ‘cultiver’ laat je gemakkelijk denken dat tuinen door mensen onderhouden stukken aarde zijn, die gehoorzamen aan de wensen van diezelfde mensen. Om die gedachteroets te voorkomen, is het begrip ‘collaterale energie’ handig. Kortweg betekent dit dat levende wezens hun eigen reacties bepalen. Andersom: je kunt iets bij een ander proberen te bewerkstelligen, maar zonder resultaatgarantie. Ik kan voor mijn katten water neer zetten, maar hen niet tot drinken dwingen. Althans, niet zonder geweld of hulpmiddelen, maar hebben we het dan nog over drinken of pogen niet te verdrinken? Dit soort grenzen aan ambities zijn LES 1 in leiderschap voor verandering, waarover later meer.
Collaterale energie van alle levende wezens staat op wat gespannen voet met onze klassieke West-Europese filosofie en daarmee ook wel onze onderwijsfilosofie, die is samen te vatten als humanistisch. Op school leren we dat de mens bijzonder is en leren we de dingen die mensen nodig hebben om in menselijke samenlevingen te functioneren. In mijn vorige preflectie schreef ik dat in de wetenschap een copernicaanse revolutie woedt. Die zou ik onder de vlag van het posthumanisme willen scharen. Wat blijkt namelijk: de mens is bijzonder, zeker, maar niet bijzonder-der. Het blijkt realistischer en ecologisch verstandiger te zijn als we onszelf niet als centrum van de wereld nemen (zoals de aarde lang als centrum van de kosmos gold), maar ons te decentreren en te accepteren dat het in het leven niet alleen om ons draait. Tuinieren wordt dan niet temmen, maar meedoen en bijdragen aan de levende wereld. Een goede eerste stap hiervoor is een kennismaking.
Ecologisch valide
Dat kan gewoon al thuis, door bijvoorbeeld je huis- en tuingenoten te bestuderen. Zo ga je ze zien als personen met eigen karakters en zijnswijzen. Keet heeft bijvoorbeeld grofweg drie standen: gewoon, intens tevreden en gefrustreerd. Broes heeft daarentegen minstens vijftig manieren om alleen al haar verontwaardiging mede te delen. Als trio hebben wij onze eigen dynamiek ontwikkeld, maar via bijvoorbeeld hun katten- en mijn mensenvoer zijn we natuurlijk ook aan de wereld buiten ons adres verbonden.
We worden verder buitenshuis omringd door vele vogels en nog meer geleedpotigen, van wie er ook een flink aantal binnenshuis wonen. En dan heb ik het nog niet eens over de planten, bomen, struiken, mossen, wormen (ook in hun eigen hotel), slakken, egels (hotel is in de maak), bacteriën en wat al niet meer zij zijn. Hoe meer ik op iedereen let, des te makkelijker ik me verbonden voel.
Dat leidt ook tot aangehouden aandacht waarmee ik door de tijd heen veranderingen waarneem. Zo meen ik al langer in de ochtendschemer minder vogels te horen en hoor ik ook andere mensendieren over afnemend gezoem, gefladder en gekrioel in de tuin. Het leven mee gaande houden is een kwestie van goed opletten en niet tegen de logica van ecosystemen ingaan: snoeien doe je voor de groei, planten en vogelvoer moeten gifvrij zijn. Eigenlijk hoeft het niet zo veel werk te zijn; zonder barrières komt het leven vanzelf terug. Neemt de soortenrijkdom toe, dan zijn goede dingen gedaan. Ik streef dus naar wat in onderzoekersjargon ‘ecologische validiteit’ heet: wat hier werkt klopt dus voor hier. En daar kom je achter in een systematiek van eerste idee, gerichter observeren, een mogelijke verklaring construeren, iets uitproberen en blijven letten op wat er gebeurt, et cetera.
Leerprocessen
Maar waarom stoppen bij je woongebied? Waarom niet de kans op beter samenleven met andere soorten meenemen naar je werkplek? Hier komt de zoöperatie als organisatievorm om de hoek kijken. Klaas Kuitenbrouwer vertelt er op 20 november meer over, maar ter achtergrond voor nu: een zoöperatie is als een coöperatie (samenwerking dus) met daarin een onafhankelijke spreker voor het leven (het Griekse zoè). Jouw werkplek is ook het leefgebied van anders-dan-menselijk leven. Er was een tijd dat mensen griezelden bij dat idee, maar steeds meer groeit het besef van intense onderlinge afhankelijkheden, de schoonheid van leven dat samenwerkt, de intelligentie van andere soorten.
Beseffen dat jij en je werkplek deel uitmaken van een ecologie is stap 1. Leren daarnaar te handelen is stap 2. Een zoöperatie worden en blijven is een leerproces. Rilke dichtte daarover eens:
Es handelt sich darum, alles zu leben.Wenn man die Fragen lebt,lebt man vielleicht allmählich,ohne es zu merken,eines fremden Tagesin die Antworten hinein.
Dit lijkt me goed passen bij een zoöperatie, maar dan moeten we wel nog even stilstaan bij die collaterale energie en LES 1.
LES 1
In de klassieke onderwijstraditie is het gebruikelijk om vooraf leerdoelen te formuleren, voor jezelf of voor een ander, en daar dan naartoe te (laten) werken. Dat wringt een beetje met die collaterale energie, die katten die je niet kunt dwingen te drinken. Ook schoolleiders ervaren dat er geen monocausaal verband bestaat tussen hun verlangens en de realiteit. In onze MEL leren ze daarom uit te gaan van sociale complexiteit – of, hier toepasselijker: een soortenrijke ecologie. LES 1 voor veranderen in zo’n dynamiek is dat je niet eenzijdig determineert wat er gebeurt, maar dat wat je doet er wel degelijk toe doet. Leren in of als een zoöperatie gaat volgens mij om dingen uitproberen om het leven gaande te houden, zelfs leven toe te voegen, en te kijken wat er gebeurt met brede aandacht voor emergentie. Zo bouw je aan ecologisch valide kennis. Ik denk dat dit voor schoolleiders ook relevante ervaringen zijn.
In posthumanistische literatuur wordt ook gesproken over niet-menselijke docenten. Natuurlijk is het goed om te weten wat vogels nodig hebben, maar net zo interessant is het om te luisteren naar wat zij ons te zeggen hebben. Uitgaande van collaterale energie kan niemand iemand dwingen zonder iets eigens te verliezen. Ik stel me zoöperatief leren daarom voor als het ontwikkelen van diplomatieke vaardigheden in een meer-dan-menselijke wereld. Volgens Morizot moeten we voor soortenrijkdom met de soorten om tafel. Kinderen hebben die band met de meer-dan-menselijke wereld al automatisch. Waarom die eerst afleren? Het lijkt zo logisch om die basishouding in een zoöperatieve school als uitgangspunt voor een verdere ontwikkeling te nemen.
Een Iets
“Wat jij zoekt, zoekt jou” is een regel van de Perzische dichter Rumi. Ik vind dit een mooie regel, maar niet af. “Wat jij zoekt, zoekt jou ook” klinkt beter want wederkeriger, maar ik teken er meteen bij aan dat het me niet gaat om twee ‘ietsen’ die elkaar zoeken, maar om Een Iets, wat Tyson Yunkaporta A Something noemt, met hoofdletters dus. Je zou Een Iets ook “een samenloop van” kunnen noemen, een synchroniciteit die nog onder de radar hangt maar aanzwelt tot je het onmiskenbaar in de ogen ziet als relevant voor dat antwoord waar je in aan het ingroeien was. Zo is er een alom zichtbaar wordend verlangen van mensen om weer van deze wereld te zijn, met andere soorten te zijn. De zoöperatie past naadloos in de zoektocht om dit niet alleen in je eigen huis en tuin, maar ook op je werkplek te doen. Het geeft je werk meteen een extra dimensie, een betekenisvol surplus. Wij zoeken dit en dit zoekt ons ook.
Toch is er nog geen enkele school die zichzelf zoöp mag noemen. Wacht even… een organisatie die is gebaseerd op leerprocessen en samenwerking, die gaat over het creëren van gezonde ecologieën en daarmee een wenkend toekomstperspectief biedt dat betekenis toevoegt aan werk in een sector, waar een arbeidstekort heerst, … en dan nog geen zoöperatieve school? Kom op Onderwijs Nederland, dat kan beter! Luister naar deze mooie podcast met Klaas Kuitenbrouwer en laat je inspireren tot die eerste stap!
Inspiratiebronnen
Waar te beginnen als je bovenstaande hebt gelezen? Behalve Broes en Keet dit keer ook de in en om mij levende wezens van alle tijden. En naast hier genoemde auteurs vind je veel meer bronnen over de levende wereld en hoe hier je antwoorden in in te gaan groeien op mijn posthumanistische leeslijst. Zoals gezegd, copernicaanse revolutie, te veel dus om hier op te noemen :-)
Deze blog verscheen ook op de website van NSO-CNA.