Independent scholar, cat addict, tattoo lover

10-06-13 begaf een zwerm van [campus]OrléoN zich naar het event Te slim voor de arbeidsmarkt, de Wetenschapseditie van het NRC Carrière Café in samenwerking met AcademicTransfer, om te proeven van definities, betekenisgeving, activiteiten en sfeer. Het event en de uitwisseling daarna hebben geïnspireerd tot verder denken, nieuwe vragen en vervolgstappen. Die zijn gebundeld en als resultaat van ons zwermonderzoek aangeboden aan AcademicTransfer, de digitale vacaturebank voor wetenschappers. Het gesprek hierover gaf aanleiding voor het samen schrijven van een afsluitend hoofdstuk met conclusies en aanbevelingen. Hieronder volgt dit (licht bewerkte) hoofdstuk.

Een samenvatting van de essays uit de bundel

We vatten hieronder de bevindingen uit de essays samen:

De promovendus bevindt zich in een paradoxale situatie
Het werk van promovendi is de kurk waarop kennisinstituten drijven. Hun output is cruciaal, maar hun rol in het kennisproces wordt gemarginaliseerd. Promovendi worden gesocialiseerd om ‘een van ons’ te worden en als het hen niet lukt binnen de universiteit te blijven, wat voor de meerderheid het geval is, dan worden ze gezien als ‘afvallers’ of simpelweg niet meer als wetenschapper erkend: ze zijn ‘geen van ons’ geworden.

Onderzoekend vermogen wordt cruciaal geacht, maar slecht benut
De overheid benut het aanwezige potentieel van gepromoveerden in de alfa- en gammawetenschappen onvoldoende bij het zoeken naar oplossingen voor fundamentele vraagstukken. Zij stimuleert disciplinaire eenzijdigheid door de antwoorden in deze tijd van maatschappelijke crises in de bètavakken en technologie te zoeken. Er wordt onvoldoende geld vrijgemaakt voor fundamenteel onderzoek naar antwoorden op de ontstane crises, of andere uitdagingen die de maatschappij direct raken, terwijl hiervoor juist een diversiteit in onorthodox onderzoekend vermogen noodzakelijk is.
Ook op individueel niveau blijft een deel van het onderzoekend vermogen onderbenut. Onderzoekers veranderen tijdens hun promotietraject; ze eigenen zich een andere manier van denken, reflecteren en communiceren toe. Met name buiten de universiteit wordt juist dat wat iemand tot een goede onderzoeker maakt ondergewaardeerd. Een deel van het onderzoekend vermogen dat een gepromoveerde ook buiten de universiteit heeft, blijft op die manier onaangesproken. Nederland kan er veel baat bij hebben wanneer deze aspecten van wetenschappelijk onderzoek in het algemeen en de onderzoeker in het bijzonder meer op waarde geschat worden. Nu is er sprake van kapitaalvernietiging.

Hoe brengt dit ons nu verder?

Als we de huidige parameters (gedomineerd door ‘geld’, ‘markt’ en ‘kwantitatieve output’) laten staan, dan is de kans groot dat zich in de relatie tussen promovendi/gepromoveerden, universiteit en arbeidsmarkt spanningen ontwikkelen vanuit in de essays uitgewerkte en hierboven samengevatte situatie. We kunnen ook andere parameters kiezen en onderzoeken hoe dit nieuwe mogelijkheden voor nieuwe interacties en patronen schept.
We kunnen een ander verhaal maken, een verhaal dat we niet ‘te slim voor de arbeidsmarkt’ noemen, maar ‘van waarde voor de samenleving’. In dat verhaal past alles wat onderzoekers interessant maakt voor de samenleving en wat hun samenleving aan ruimte biedt voor een diversiteit aan paden voor onderzoekers. We geven een paar voorbeelden als aanzet, zonder daarbij uitputtend te willen zijn.

Wat onderzoekers interessant maakt voor hun samenleving is hun ‘anders weten’, hun deskundige twijfel, hun volhardendheid, hun discipline, hun vermogen om vragen te stellen, hun creatieve vermogen om de wereld anders te laten verschijnen, hun productiedrift en, meer in het algemeen, de manier waarop ze een voorbeeld zijn van zin in onderzoek. Waardering hiervoor zal manifest worden wanneer:

  • er geen onderscheid gemaakt wordt tussen binnen- en buitenuniversitaire omgevingen voor werken in de wetenschap.
  • een ander beeld van ‘wetenschap’ kan ontstaan, namelijk als drijvende kracht achter hoe een samenleving zich ontwikkelt.
  • binnen de wetenschap alle disciplines tot hun recht komen.
  • de waarde van onderzoek voor de samenleving met andere, meeromvattende normen dan louter economische relevantie erkend wordt.
  • de samenwerking tussen wetenschappers uitnodigend en stimulerend is voor promovendi.
  • promovendi op alle fronten toegerust zijn om hun omgeving voor werken in de wetenschap te kiezen dan wel te creëren.
  • de intrinsieke waarde van de onderzoekende mens vertrekpunt is.
  • de zorg voor bovenstaande gedeeld wordt door diverse samenwerkende partijen.

Als we als parameters voor het nieuwe verhaal niet ‘geld’ en ‘markt’ kiezen, maar ‘onderzoekend vermogen’ en ‘samenleving’, dan kunnen we binnen die parameters het verhaal opnieuw opbouwen zonder ‘productie’ als waardevolle uitkomst uit het oog te verliezen.

Het verhaal opnieuw opbouwen

Een verhaal opnieuw opbouwen is meer dan de werkelijkheid anders verwoorden, het is ook handelen naar de consequenties van het verhaal. Dat vraagt dus inspanningen van iedereen die in het verhaal een rol speelt. Hieronder geven we daar een aantal aanbevelingen voor, waarbij we diverse partijen adresseren.

Promovendi en hun initiatieven
Promovendi doen er goed aan hun promotie niet te zien in het licht van een carrièrestap binnen de universiteit, maar als een keuze voor de wetenschap vanuit hun fascinatie voor hun thema. Het is hun initiatief om te promoveren, ook als ze in een leerstoelprogramma stappen. Zij zijn niet het meewerkend voorwerp in het succesverhaal van hun promotor of het lijdend voorwerp in de ranking van hun universiteit, maar het onderwerp in hun eigen verhaal en dat verhaal kunnen ze leren als gepromoveerde overal af te maken. Wanneer zij zich al vroeg in hun promotietraject in hun eigen verhaal positioneren als iemand die allerlei activiteiten met kennis en onderzoek onderneemt, dan kunnen ze al tijdens het promotietraject het netwerk opbouwen dat als vanzelfsprekend voor hen klaarstaat als ze gepromoveerd zijn. Dit betekent voor universitaire loopbaancentra dat ze promovendi niet alleen leren hoe ze zich moeten aanpassen aan de arbeidsmarkt, maar hen ook uitdagen die arbeidsmarkt op hun komst voor te bereiden door er in een vroeg stadium al contact mee te maken, aan mee te bouwen en te laten zien wat ze kunnen. Promovendi moeten leren om te ondernemen met hun kennis en met onderzoek, zodat ze zich met hun ‘anders weten’ ten positieve kunnen profileren, als werknemer of als ondernemer.

Promotoren en universiteiten
De begeleiding van promovendi is nu gericht op een zo hoog mogelijk promotierendement binnen zo kort mogelijke tijd en een zo hoog mogelijke tweedegeldstroom na de promotie. Dat promotoren en universiteiten hoge rendementen en inkomsten nastreven is niet verkeerd, tenzij ze dit slechts in een richting nastreven, namelijk binnen de universiteit zelf. ‘Valorisatie’ is een term die nu gehangen wordt aan ‘maatschappelijk rendement van onderzoek’, maar kan ook worden verruimd met ‘maatschappelijk rendement van de onderzoeker.’ Om dat laatste zichtbaar te maken, doen universiteiten er goed aan hun gepromoveerde alumni te volgen in hun buitenuniversitaire loopbanen. Zo kunnen ze laten zien dat hun maatschappelijke dienstverlening meer is dan wat ze in de actualiteit doen, namelijk ook bestaat in wat ze gedaan hebben om het doen van onderzoek breder in de samenleving aanwezig te laten zijn. Beloon universiteiten en promotoren voor hun bijdrage aan buitenuniversitaire wetenschap. We stellen een nieuwe ranking voor: een top 3 van universiteiten die de meeste gepromoveerden afleveren aan de buitenuniversitaire arbeidsmarkt, gepromoveerden die met hun wetenschappelijk onderzoek buiten de universiteit een duidelijke positie innemen en aldaar een bijdrage leveren aan ontwikkelingen in de samenleving. Een vergelijkbare prijs is er voor de tien hoogleraren die hierin het beste slagen. En daar mag best een geldprijs aan verbonden zijn om de competitie interessant te maken. Dat geld kan bijvoorbeeld vrijkomen doordat wachtgelden dan wel WW niet uitgekeerd hoeven te worden.
    
Arbeidsmarkt, ondernemerschap en media
Onderzoekers die buiten de universiteit gaan werken, zijn geholpen met waardering van wetenschappelijk onderzoek door de samenleving in het algemeen en werk- en opdrachtgevers in het bijzonder. Waar twee werelden samenkomen, een wetenschappelijke en een niet-wetenschappelijke wereld, moeten beide moeite nemen tot elkaar te komen. Dat geldt zowel voor de direct betrokkenen als voor de meer stereotype beelden die over en weer heersen.
Grotere werkgevers zijn niet zo snel bang voor gepromoveerde werknemers, maar het ‘anders weten’ van de doctor kan bij kleinere organisaties, bijvoorbeeld in het MKB, wat uit de toon vallen. Toch kunnen doctoren ook daar een rol van betekenis spelen. Dat vraagt wel tijd, tijd die nodig is om elkaar te leren kennen en elkaars taal te leren verstaan. Om dit op gang te brengen, zou de overheid een bemiddelende rol kunnen spelen door wanneer een doctor een WW uitkering heeft, dat geld aan de organisatie te geven, die de gepromoveerde werk biedt en ervaring op laat doen. Een onderzoeker kan dan zijn waarnemingen gaan delen met de organisatie. Als tegenprestatie creëert de organisatie een werkplek waarin de doctor ook wetenschapper kan blijven en bijvoorbeeld tijd krijgt voor het bijhouden van literatuur, het publiceren in journals en het ontmoeten van collega-onderzoekers. Zo blijft de onderzoeker in contact met zijn onderzoeksgemeenschap, wat zijn werk door de peer review verbetert en waardoor hij nieuwe ideeën op kan doen. Dit heeft ook een uitstraling op de werkgever, die met wetenschappelijk onderbouwde producten en diensten de boer op kan gaan.
Daarnaast is ondernemen met kennis en onderzoek een tot nu toe onderbelicht verschijnsel gebleven. Wanneer promovendi al eerder tijdens hun promotietraject kennismaken met ondernemerschap, dan zullen er doctoren zijn die hier daadwerkelijk hun geld mee willen gaan verdienen. Het bredere publiek, waar ook de opdrachtgevers zich in bevinden, moet voldoende inzicht in onderzoek hebben om te kunnen waarderen wat een wetenschapper zoal vermag en wat dit aan inspanning kost. Dit betekent dat ook de ondernemende onderzoeker zichtbaar moet worden in de media en bijvoorbeeld als expert moet kunnen aanschuiven bij actualiteitenprogramma’s. Daarbij gaat het niet zozeer om grootschalig surveyonderzoek (peilen), maar juist om wat de onderzoeker vanuit zijn analytisch en conceptueel vermogen bijdraagt aan betekenisgeving (framing van ervaren problemen en oplossingen) in onze samenleving. Bestaande programma’s als Hoe?Zo! en Myth Busters verbinden wetenschap met name aan bètadisciplines; daarnaast moeten ook de wetenschappelijke methoden van de alfa- en gammadisciplines uitgelegd worden, zodat het bredere publiek weet hoe en welke kennis daarmee geproduceerd wordt, al dan niet met een vertaalslag naar beleid en politiek.

Samenwerken aan een samenleving voor onderzoekers
Met uitzondering van de eerste zijn bovenstaande aanbevelingen niet door individuele gepromoveerden alleen over te nemen en te realiseren. Diverse partijen, waaronder de overheid, de media, de universiteiten, werkgeversorganisaties, AcademicTransfer en [campus]OrléoN en vele andere, zullen de handen ineen moeten slaan om aan een samenleving te bouwen waarin onderzoek vanzelfsprekend is en onderzoekers hun weg kunnen vinden. Zo zal het realiseren van de in het voorwoord genoemde Horizon2020 een neveneffect zijn van een levendige wetenschap in een levendige samenleving.

 

Categorie: