Al dagen laat dit beeld me niet los. Het is een foto die ik op 14 februari tijdens het NOS Journaal maakte van een beeldrapportage over de provincie Hatay, getroffen door de aardbeving van 6 februari. Er gaan veel hartverscheurende beelden rond, radeloze mensen die wachten op hulp of treuren bij degenen voor wie die te laat kwam, steeds minder frequent de opluchting en vreugde rond wie toch nog gered is. Toch grijpt mij dit beeld van deze eenzame figuur te midden van de brokstukken van wat eens een leefomgeving was het meest aan. Waarom? Omdat het voor mij een pars pro toto is van onze tijd en daarmee een prelude op wat ons te wachten kan staan.
Timothy Morton heeft het over hyperobjecten als er ‘iets’ aan de hand is wat we door haar omvang niet kunnen bevatten. Bovendien kijken we er niet van buitenaf naar, maar zitten we er midden in. Door die twee aspecten van omvang en in-heid hebben we geen overzicht over het geheel, we zien het totaal niet. Dat wat we wel zien, en dat we het geheel niet zien, maakt ons onbehaaglijk. Dit dubbele onbehagen kent ook een literaire vorm, en wel in een bijzondere versie van de zogenaamde fantastische literatuur. In haar gewone, meer plastische variant gaat het in dit genre om monsters zoals vampiers, zombies en weerwolven; hybride wezens die tarten met onze neiging strenge scheidslijnen aan te brengen tussen mens en dier, leven en dood. De populariteit van dit genre tekent onze tijdgeest; ergens weten we dat de grens tussen normaal en vreemd fragiel is en willen we het vreemde blijven bestrijden om normaal te kunnen blijven. Meestal lukt dit, althans voorlopig. Een andere, ook plastische variant, is het portal-genre. Steeds vaker verschijnt de mogelijkheid om tussen werelden te reizen in onze fantasie. Ook een teken van deze tijd: de hoop te kunnen ontsnappen. Hier is eigenlijk geen sprake van onbehagen: het gevaar is duidelijk en we weten wat ons te doen staat.
In haar bijzondere, minder plastische variant is het gevaar zelf niet verbeeld, blijft het een hyperobject waar de personages wel ‘iets’ van opmerken, maar niet kunnen duiden. Door de globaalheid van de perceptie is onduidelijk of tekens en gebeurtenissen wel of niet relevant zijn. Hebben we te maken met een incident, of is er een patroon aan het ontstaan? Zie ik het eigenlijk wel goed? Is er überhaupt iets, of verbeeld ik het me? Het is de onzekerheid hierover die bijdraagt aan het onbehagen. Paranoia en over-betekenen liggen op de loer, onzekerheid daarover (‘ben ik gek aan het worden?’) versterkt zichzelf. Hoe weet ik wat er aan de hand is? Hier komt de relevantie van de pars pro toto in beeld.
De pars pro toto, ook wel synecdoche genoemd, is een stijlfiguur waarmee door een deel (pars) het geheel (toto) wordt opgeroepen. Voorbeeld van hierboven is de fantastische literatuur als embleem van onze tijdgeest. Andere voorbeelden zijn de neuzen (lees: aanwezigen) tellen, een bloemetje (lees: boeket) geven, een kurk (lees: fles wijn) per persoon. Weer andere voorbeelden komen uit het gedicht Auguries of Innocence van William Blake: To see a World in a Grain of Sand. / And a Heaven in a Wild Flower. / Hold Infinity in the palm of your hand. / And Eternity in an hour. Een goed gekozen voorbeeld werpt wat licht op het geheel en wordt daarmee een toonbeeld.
Het beeld van de eenzame figuur tussen het Turkse puin is voor mij dus ook een pars pro toto. De toto is de polycrisis van dit moment, de onderling samenhangende crises van klimaat, biodiversiteit, democratie, migratie, voedsel, polarisatie, … We overzien het geheel niet en zitten er midden in, maar deze pars van de desolate figuur in een kapot landschap indiceert dat er ‘iets’ aan de hand is. Deze wereld is letterlijk unheimlich geworden. En deze pars stemt – mij, althans – somber. Geen ander levend wezen te zien, zelfs een cameraploeg is in deze tijd van technische mogelijkheden onnodig. Een eenzame mens tussen de brokstukken van wat ooit beschaving zou hebben geheten.
Wat ging hieraan vooraf? Dat valt niet precies te zeggen en wordt waarschijnlijk nooit helemaal helder. De aardbeving zelf is een waarneembare en makkelijk aan te wijzen oorzaak, maar het hyperobject waar we de contouren van proberen te zien is groter, want waardoor heeft deze aardbeving deze schaal van schade kunnen veroorzaken, waar vergelijkbare aardbevingen dat niet deden en waar zelfs deze aardbeving dat niet overal bewerkstelligde? Om met dat laatste verder te gaan, een andere pars pro toto is het beeld van de stad Erzin, ook in Hatay, die ondanks de aardbeving nog steeds goeddeels overeind staat.
De neergedaalde chaos die we op het eerste beeld zien, is blijkbaar een gevolg van veel meer dan alleen de schokkende aarde. Aan die basis ligt een kluwen aan oorzaken met gevolgen die zelf weer oorzaken zijn geworden, ketens van causale en simultane processen, een patroon dat door de aardbeving tot eruptie kwam maar door haarzelf niet veroorzaakt is. De verschillen tussen beide beelden zijn immers zo groot, dat je de aardbeving als oorzakelijke factor van de ineenstorting bijna zou wegstrepen. Wat overblijft is een hyperobject waarin in elk geval één factor een doorslaggevende rol heeft gespeeld: of de lokale overheid wel of niet afzag van gesjoemel met bouwvoorschriften. Dat maakt het lastig te ontkennen dat dit beeld een goed gekozen voorbeeld is van de gevolgen van gesjoemel en het af te doen als willekeurig incident. En hoewel dit monocausaal lijkt, emergeert al dan niet sjoemelen uit een conglomeraat aan factoren en is het daardoor zelf een complex verschijnsel.
Daarmee is het contrast tussen beide beelden zelf ook weer een pars, en wel van de toto ‘eco***** gaat voor eco*****’. Dat ziet er wat gek uit, maar op de ***** kun je dus het woord afmaken. Met deze kunstgreep wil ik in het midden laten welke volgorde je kiest: ‘ecologie gaat voor economie’ of ‘economie gaat voor ecologie’. Toch kan ik het niet helemaal in het midden laten, want ik kan de keuzes niet tegelijkertijd laten zien. Ik moet een volgorde hanteren: de ene keuze na de andere. Volgens de retorica staat daarbij wat vanzelfsprekend is vooraan en nieuwe informatie achteraan. Omdat ‘economie gaat voor ecologie’ nog veruit het beste past bij onze business [sic!] as usual, laat ik in mijn omkering zien wat ík wil dat normaal is. Dat vraagt wel een actieve mind twist. Ik wil niet buigen voor die business als usual realiteit, waarin slechte gebouwen moeten buigen voor natuurkracht. We zijn weer terug bij het schrikbeeld: onze business as usual kán niet anders dan tot ravage, een patroon van onbehagen leiden.
Auguries of Innocence, voortekenen van onschuld, lijken ver weg door de hyperobjecten van de polycrisis. De sfeer is omineus, als in fantastische verhalen. Alleen, wij leven niet in verhalen, en dat uitgerekend Rutte ons ‘een fantastisch land’ noemt vind ik, in deze betekenis, alleen maar des te alarmerender. Er zijn hier geen magische poorten waar we doorheen kunnen ontsnappen. Geen zilveren kogels, wijwater of knoflook waar we het gevaar mee van ons lijf kunnen houden. Ik had het over een dubbel onbehagen dat ontstaat uit wat je ziet en weten dat je niet alles ziet. Dat onbehagen groeit door wat zichtbaar wordt: we ontdekken, zoals diezelfde Morton suggereert, in het ‘economie gaat voor ecologie’ hyperobject dat we zelf de dader zijn. Dat onbehagen groeit ook doordat we weten dat dit nog niet alles zal zijn, er meer zal volgen in dit hyperobject. En al weten we niet wat, de voortekenen zijn niet goed. Vandaar dat ik in dit beeld een prelude zie van wat ons nog te wachten kan staan. Het is een, om met Armando te spreken, ‘schuldig landschap’.
De tijd van het gesjoemel lijkt me voorbij, we komen nergens meer mee weg. We kunnen de wetten niet blijven buigen tot het barst. We moeten betere keuzes gaan maken. Vanaf vandaag.