Independent scholar, cat addict, tattoo lover

Al dagen laat dit beeld me niet los. Het is een foto die ik op 14 februari tijdens het NOS Journaal maakte van een beeldrapportage over de provincie Hatay, getroffen door de aardbeving van 6 februari. Er gaan veel hartverscheurende beelden rond, radeloze mensen die wachten op hulp of treuren bij degenen voor wie die te laat kwam, steeds minder frequent de opluchting en vreugde rond wie toch nog gered is. Toch grijpt mij dit beeld van deze eenzame figuur te midden van de brokstukken van wat eens een leefomgeving was het meest aan. Waarom?

Per 1 maart 2023 ga ik 1,5 jaar als postdoc aan de slag bij de Radboud Universiteit, leerstoel Bestuurskunde van de Faculteit der Managementwetenschappen. Mijn thema is academic citizenship en spitst zich toe op de vraag: hoe ontwikkelt burgerschap zich als praktijk op Nederlandse universiteiten? In deze blog schets ik de eerste contouren.

 

Inleiding

Het afgelopen jaar won een team onder leiding van onderzoekers van de Universiteit Leiden de Ig Nobelprijs voor bewijs dat wanneer romantische partners elkaar voor het eerst ontmoeten en zich tot elkaar aangetrokken voelen, hun hartslagen synchroniseren. Voor mij is dit het mooiste nieuws van 2022, want het toont iets heel wezenlijks aan: wij mensen zijn in staat om ons met onze voelende lichamen op elkaar af te stemmen en zo een groter geheel te vormen dan wanneer we alleen zouden zijn.

Voorafgaand aan de masterclasses van NSO-CNA schrijf ik steeds een preflectie: een voorbespiegelend stukje over het thema van de betreffende masterclass. Dit is mijn preflectie bij de masterclass Duurzaamheid met daarbij aan de deelnemers de vraag: ben jij bij Team Blauw of toch Team Rood?

‘Posthumanisme’ is zo’n typisch academisch begrip waar heel veel definities in passen. Sommige daarvan passen bij elkaar of vullen elkaar aan, andere beweren exact het tegenovergestelde. Toch is nadenken over het posthumanisme niet alleen maar interessant als academische discussie. Veel mensen hebben het gevoel dat er iets niet klopt aan vandaag, maar krijgen er niet precies de vinger achter. Tegelijkertijd woedt er in de wetenschappelijke wereld een revolutie die haar weerga niet kent.

Voor de bundel Innoverend onderzoeken. Grondslagen & praktijkvoorbeelden ben ik door de redacteuren Ariënne van Staveren en Hüseyin Susam gevraagd te reageren op de hoofdstukken van Wim Wardekker en Gert Biesta. In mijn analyse van hun werk zie ik veel van het denken terug waartegen ze zich juist willen afzetten. Waardoor, zo vraag ik me af, is het zo moeilijk om je te ontworstelen aan humanistische referentiekaders? Wat is eigenlijk het probleem met die referentiekaders? En wat heeft het posthumanisme te bieden als uitweg?

Voorafgaand aan de masterclasses van NSO-CNA schrijf ik steeds een preflectie: een voorbespiegelend stukje over het thema van de betreffende masterclass. Dit is mijn preflectie bij de masterclass Prestatiesamenleving, met daarbij de vraag: welke held stopt de prestatiesamenleving, voor zij ons stopt?

 

 - “Wat ben je snel aan het breien zeg!”

- “Ja, ik wil de trui afhebben voordat de wol op is.”

Voorafgaand aan de masterclasses van NSO-CNA schrijf ik steeds een preflectie: een voorbespiegelend stukje over het thema van de betreffende masterclass. Dit is mijn preflectie bij de masterclass Interconnectiviteit, met daarbij de vraag: zijn we 10 jaar te laat?

 

Het beste moment

De zomermaanden vormen voor mij de ideale gelegenheid om te roadtrippen met mijn tuin als vervoermiddel en mijn boeken als brandstof. Ik maak lange reizen door tijd en ruimte terwijl ik af en toe halt houd om mijn voertuig te bewonderen, licht te wieden of van wat water te voorzien. Onderhoud van je voertuig is belangrijk. In februari deed ik mijn auto weg omdat de reparaties te duur werden. Sindsdien leen ik de auto van de overburen voor 40 cent per kilometer. Op 1 juli kreeg ik de afrekening voor het eerste half jaar: 17 euro 60. Blijkbaar rij ik niet zo veel op de weg.

Tags: 

De vraag naar de interne sturing en besturing van onderwijsorganisaties dringt zich op tegen de achtergrond van de huidige onderwijswetgeving, bestuurlijke context en de positie van onderwijs en hun bestuurders. Hierin liggen immers veronderstellingen over de werking van sturing besloten waarvan het de vraag is of en op welke wijze ze bewaarheid worden. In feite stellen we daarmee de vraag naar hoe druk vanuit de institutionele omgeving doorwerkt in interne sturing, sturingsrelaties en uiteindelijk in de ontwikkeling van het onderwijs.

In eerdere afleveringen van mijn miniserie over buitendoctoren stond ik stil bij de academische arbeidsmarkt, bij wat de mogelijkheden voor buitendoctoren zijn en bij hoe universiteiten promovendi hierop (beter) zouden kunnen voorbereiden. Met mijn vorige blog heb ik mijn serie even onderbroken voor belangrijk nieuws – namelijk dat de klimaatverslechtering urgent is – en met deze blog herneem ik mijn verhaal door aandacht te schenken aan de werkgeverskant van het buitendoctoren.

Afgelopen jaar heb ik een korte serie opgezet over buitendoctoren, het werkend bestaan van doctoren die buiten de universiteit een loopbaan opzetten. In mijn laatste blog zegde ik toe stil te staan bij de rol van werkgevers. Deze serie onderbreek ik met een blog over een urgenter thema, en vraag ik begrip voor het niet nakomen van mijn belofte.

Eerlijk is eerlijk, die stadwandeling langs duurzame winkels had ik zelf op mijn programma voor de Nationale Klimaatweek gezet, gewoon omdat winkelen hoog op mijn lijst van favoriete bezigheden staat. Ik kom uit een gezin waarin kopen het probate middel tegen stress was. Als bij ons thuis de spanningen weer eens hoog opliepen, dan werden de gemoederen altijd gesust door even de stad in te gaan, om het even welke stad. En andersom: niet even naar de stad kunnen, leidde steevast tot gedoe. Consumeren is mij met de paplepel ingegoten – geen toevallige metafoor.

Dit jaar ben ik Klimaatburgemeester van Nijmegen en daarvoor heb ik een veelzijdig programma samengesteld. De meeste onderdelen liggen imiddels vast, een paar kunnen toch nog op een ander moment gaan plaatsvinden. Onder dit programma lees je meer over waarom ik Klimaatburgemeester wilde worden.

In deze miniserie over buitendoctoren – het naar analogie van buitenpromoveren beoefenen van wetenschappelijk onderzoek zonder aanstelling daarvoor bij een universiteit – sta ik stil bij wat universiteiten zoal (moeten) doen om promovendi goed voor te bereiden op een loopbaan buiten hun eigen muren. Opvallend genoeg heet dit dan vaak ook meteen ‘buiten de wetenschap’. In de aftrap van deze miniserie over buitendoctoren heb ik uitgelegd waardoor ik het daarmee oneens ben en in de laatste alinea van deze blog laat ik zien dat deze uitsluiting ook onnodig is.

Het lijkt tegenwoordig hip om elkaar over en weer te beschuldigen van slapen en indringend aan de ander te vragen of die wel wakker is. In dit essay ga ik iets anders doen: ik ga mijn eigen slaperigheid en het gevoel dat ik heb bij het ontwaken onderzoeken.

In de film Room* groeit Jack samen met zijn moeder op in een kamer. Moeder Joy is jaren geleden ontvoerd door Old Nick, die Jack bij haar verwekt heeft. Als Jack vijf wordt, vindt Joy het tijd om samen te ontsnappen. Maar hoe leg je uit aan een kind, dat in één enkele kamer is opgegroeid, wat ‘buiten’ is? Zij weet wat het is, zij kent het nog; maar voor Jack is het concept zo nieuw, dat hij eerst hevige paniek moet overwinnen voordat hij kan geloven dat zoiets überhaupt bestaat: buiten.